Jaarverslag 2017

8. Grondslagen van de financiële verslaggeving

8.2 Grondslagen balans

Inleiding

Uitgangspunt voor de analyse van de vermogenspositie van de provincie is de balans. Het uitgangspunt voor de waarderingsgrondslagen zijn de art. 35 en 59 tot en met 65 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

Waarderingsgrondslagen

Activa
Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie al dan niet duurzaam te dienen.

Vaste activa
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:

  • immateriële vaste activa;
  • materiële vaste activa (inclusief gronden);
  • financiële vaste activa.

De immateriële vaste activa bestaan uit kosten van onderzoek en ontwikkeling activa. Volgens het BBV vallen hier ook onder de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. Deze kosten worden bij de provincie niet geactiveerd. Onder de immateriële vaste activa vallen ook de bijdragen aan activa van derden. Deze bijdragen worden wel geactiveerd
Bij de materiële vaste activa wordt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Het BBV schrijft voor om ook investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing (bijvoorbeeld rioolrecht) kan worden geheven, afzonderlijk op te nemen. Deze investeringen komen bij de provincie niet voor. Het BBV schrijft daarnaast voor om bij de materiële vaste activa aan te geven welke in erfpacht zijn uitgegeven. Investeringen metmaatschappelijk nut moeten met ingang van 2017 verplicht worden geactiveerd. Voorheen was dit een keuze. Binnen de provincie Zuid-Holland werden tot en met 2016 investeringen groter dan € 1 mln geactiveerd. Vanaf 2017 worden alle investeringen geactiveerd.
Activa met een meerjarig economisch nut en activa in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut, worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, onder aftrek van de gerealiseerde afschrijvingen. Op de waardering worden bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief in mindering gebracht.

Waarderingsgrondslagen
Investeringen met een economisch nut worden afgeschreven in overeenstemming met de verwachte toekomstige levensduur. De volgende afschrijvingstermijnen gelden voor de hieronder met name genoemde activa:

  • 30 jaar voor het pand van het provinciehuis;
  • 25 jaar voor dienstvaartuigen;
  • 15 jaar voor technische installaties in bedrijfsgebouwen;
  • 15 jaar voor veiligheidsvoorziening bedrijfsgebouwen;
  • 10 jaar voor inrichting (meubilair en inventaris) en, bekabeling ICT;
  • 10 jaar voor telefooninstallaties;
  • 5 jaar voor transportmiddelen en kantoormachines;
  • 3 jaar voor communicatiemiddelen, automatiseringsapparatuur en -programmatuur (ICT-middelen);
  • geen afschrijving op (onder)gronden en terreinen en kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde.

Voor investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, worden de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd:

  • 40 jaar voor vaarwegen, recreatieobjecten en landschapszorg;
  • 30 jaar voor wegen en fietspaden.

Voor immateriële vaste activa gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

  • 5 jaar voor kosten van onderzoek en ontwikkeling gemaakt in de voorbereidingsfase;
  • Kosten voor het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd.
  • Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden conform de in deze tabel voor de soortgelijke materiële vaste activa geldende termijnen afgeschreven. Op basis van de nota materiële vaste activa vanuit het BBV per december 2017 mogen de afschrijvingstermijnen van de provincie niet langer zijn dan de afschrijvingstermijnen die de ontvangende derde partij hanteert. De nota resulteert in een eenmalige inhaalafschrijving in 2017 voor alle bijdragen aan activa van derden per 31-12-2016 ad € 62,8 mln

Financiële vaste activa

  • De financiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs. Deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs;
  • Geen afschrijving op deelnemingen;

Met betrekking tot de afschrijvingen hanteert de provincie op dit moment de - meest voor de hand liggende -
lineaire systematiek.

Vlottende activa

Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar, de liquide middelen en de overlopende activa.

Conform het BBV zijn de vlottende activa gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Waarbij de verkrijgingsprijs de inkoopprijs en de bijkomende kosten omvat. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van de eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Voor niet in exploitatie genomen gronden geldt dat deze worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs waarbij de boekwaarde met eventuele voorziening wegens een lagere marktwaarde wordt verrekend. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.

Passiva
Ook de passiva worden onderscheiden in vaste en vlottende passiva. Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de voorzieningen en de vaste schulden, met een rentetypische looptijd van één jaar of langer. Onder de vlottende passiva worden afzonderlijk opgenomen de netto-vlottende schulden, met een rentetypische looptijd korter dan één jaar en de overlopende passiva.

Reserves, vaste schulden en de vlottende passiva

Deze balansposten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Voorzieningen

De waardering vindt plaats tegen de nominale waarde met uitzondering van de voorziening dubieuze debiteuren. Voor het treffen en het op peil houden van de voorziening dubieuze debiteuren dient een groepsgewijze beoordeling plaats te vinden van betreffende vorderingen kleiner dan € 0,05 mln en een individuele beoordeling voor vorderingen groter dan € 0,05 mln.

Voor eventuele risico's ter zake van gegarandeerde geldleningen zijn geen voorzieningen getroffen. Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing.

Subsidieverplichtingen
Bij de subsidietoekenning van een meerjarensubsidie worden de lasten veelal toegerekend aan begrotingsjaren naar evenredigheid over de (verwachte) looptijd van het desbetreffende project. Gedurende het reguliere subsidieproces is bij deze subsidies, in sommige gevallen, sprake van een verlenging van de looptijd van de toegekende subsidie. Hierbij wordt, op verzoek van de subsidieontvanger, de einddatum van het project doorgeschoven naar een later moment dan bij de subsidietoekenning. Vanwege het niet in alle gevallen beschikbaar zijn van relevante (financiële) informatie over de reële status van de voortgang van de realisatie van het gesubsidieerde project, wordt de subsidie niet toegerekend aan de begrotingsjaren van de verlenging. In het geval een verlenging van de looptijd plaats heeft gevonden, wordt in de meeste gevallen, de totale restverplichting ultimo 2017 dan ook gehandhaafd op de balans in afwachting van de latere afronding van het project.

8. Grondslagen van de financiële verslaggeving