Het weerstandsvermogen drukt uit of de provincie voldoende weerbaar is voor het opvangen van risico’s.
Dit wordt berekend door de middelen die de provincie beschikbaar heeft c.q. kan maken (zogenaamd weerstandscapaciteit) te delen door de omvang van de risico’s.
Hierbij maken we een onderscheid tussen structureel weerstandsvermogen en incidenteel weerstandsvermogen.
De structurele weerstandscapaciteit bestaat uit de zogenaamd onbenutte belastingcapaciteit. Dat is het verschil tussen de inkomsten uit de opcenten MRB tegen het huidige tarief (91,4 opcenten) en wat de inkomsten zouden als Zuid-Holland het wettelijke maximumtarief zou heffen (in 2017 was het wettelijk maximumtarief voor de opcenten 110,6).
De onbenutte belastingcapaciteit bedraagt € 70,1 mln. De omvang van de structurele risico’s bedraagt € 4,4 mln. Het structurele weerstandsvermogen bedraagt circa “16”. Dat is ruim meer dan de waarde die de provincie Zuid-Holland nastreeft (namelijk een factor “2”).
De incidentele weerstandscapaciteit bestaat uit de reserves, voor zover deze niet juridisch beklemd zijn. De omvang van de juridisch niet-beklemde reserves bedraagt € 551,7 mln (dat zijn de bestuurlijke verplichte en de in het geheel niet verplichte reserves). Daar staan € 33,7 mln aan risico’s tegenover. Dat betekent dat het incidenteel weerstandsvermogen ruim “16” bedraagt. Ook dat is ruim meer dan de streefwaarde van Zuid-Holland.